Page images
PDF
EPUB

schuwt. Hoefgetrappel wordt vernomen. Er naderen tachtig bisschoppelijke ruiters, om JUNIUS in hechtenis te nemen. JUNIUS daalt af van het spreekgestoelte, zijne hoorders scharen zich om hem henen. Met hunne lichamen zullen zij hem beschermen. Zij, die wapenen bij zich dragen, stellen zich te weer. Auderen nemen steenen op, om daarmede den vijand te dooden. De ruiters zijn verbaasd en, om een bloed. bad te voorkomen, trekken zij af en keeren naar de stad terug. JUNIUS is door de vastberaden houding van zijne vrienden gered en kan veilig huiswaarts keeren.

Getuigt dit voorval van de toegenegenheid, die dezen even geleerden als welsprekenden man werd betoond, er is ook nog iets te zeggen van de macht, die van hem uitging.

Eene waanzinnige vrouw uit diezelfde streek, wier kwaal aan de inwerking des duivels werd toegeschreven en die elders te vergeefs genezing had gezocht, komt tot JUNIUS en laat zich door hem terechtwijzen en vertroosten. Het zijn woorden uit het hart tot het hart, die JUNIUS spreekt, woorden, die het kranke boofd der vrouw genezen; zoo dat zij de taak in haar huisgezin weer opvat en als door een wonder genezen is.

Een Roomsch geestelijke, een Franciscaner monnik te Verviers wordt er toe overgehaald, om zich in een openbaar dispuut met JUNIUS te begeven. De monnik ziet JUNIUS tegenover zich staan en wordt getroffen door zijne edele gestalte. Hij kan geen woord uitbrengen maar laat zich door het een of ander voorwendsel verontschuldigen.

NIEUWE SERIE XIX.

12

Wat er al omtrent JUNIUS gelasterd werd! Zijne vijanden vertelden, dat hij de duivel in eigen persoon was. Een man uit het volk, die dat ook gehoord had, beziet hem van het hoofd tot de voeten, vindt niets vreeemds aan hem, ook niet aan zijne voeten en roept gerustgesteld uit: o nu zie ik, dat alles leugen is. Gij zijt de duivel niet, gij zijt een mensch als wij.

En wat deed bisschop GERARD VAN GROESBEEK om de Geuzen predikers to keeren? Hij ging voort met wapengeweld te gebruiken. Terwijl hij de poorten van zijne goede stad Luik liet bewaken, en bevel gaf alle vreemdelingen, die er zich bevonden, te verdrijven, zond hij in overleg met de landvoogdes zes en twintig compagnieën krijgs. volk met tien stuks veldgeschut, ondersteund door vijf vendels Luiksche voetknechten, naar Hasselt. De Hervormde predikant HERMAN MODED of DE STRIJCKER, die, even als JUNIUS uit Antwerpen gevlucht was, werd gedwongen, Hasselt, waar hij zich schuil hield, te verlaten. 27) De regeering van Hasselt, bevreesd voor het krijgsvolk, beloofde de verwoeste kerken en kloosters te herbouwen en voortaan niet anders dan het Roomsche geloof te belijden.

Het zelfde gebeurde met Maaseijck en Stockhem. Ook daar werd gehoorzaamheid aan het Roomsche geloof beloofd.

Maastricht was niet zoo gemakkelijk tot onderwerping te brengen. Daar werd het zwaard getrok. ken, doch toen zwichtte de burgerij voor het krijgsvolk van den bisschop. De Geuzenpredikers moesten de

stad verlaten Een der ergste ketters werd opgehangen. Toen kwam Limburg 28) aan de beurt en ook deze stad gaf zich over. Vóór de overgave waren de eerste en beste familien reeds uitgeweken, in het geheel 194 personen, die door de geloofsrechters opgespoord waren. Het eerst van allen ging JUNIUS heen. Zijne vrienden wezen hem den weg naar Heidelberg, om bescherming te zoeken bij den Paltzgraaf FREDERIK III. JUNIUS deed het en heeft vele jaren te Heidelberg doorgebracht. Van daar geroepen naar de nieuw gestichte hoogeschool te Leiden heeft hij er tot zijn dood het hoogleeraarschap in de theologie bekleed. 29)

Door wapengeweld was dus de ergste ketterij beteugeld. Dat daarmede nog niet alle onkruid uit het paradijs der priesters uitgeroeid was, blijkt uit den brief, dien de bisschoppelijke commissarissen JACQUES BOONEN en BOXHORN aan de land voogdes richtten. 30) Eerst melden zij, dat in de stad Limburg nagenoeg alle regeerings zetels openstaan, omdat de ketters, die ze bekleedden, gevlucht zijn, vervolgens, dat zij niet weten, hoe te handelen met de ketters, die in het land van Overmaas en in de stad van Maastricht zijn overgebleven. Hun aantal wordt in den brief begroot op ruim twee duizend te Maastricht en veel meer dan twee duizend in het land van Overmaas. Opmerkelijk nog zulk een groot aantal! de belangstelling in de Geuzenpreeken moet wel ernstig gemeend zijn geweest! Maar telkens herhaalde ketterjacht doet dat aantal voortdurend minder worden. Van de kleine gemeenten te Wilre, Rolduc, Valkenburg, Baelen, Kerpen, Eijsden, Dalhem, Housse, Herve, Hodimont, Olne en Theux

indien ze al den naam

dragen

van gemeenten mochten is van nu af geen sprake meer. Zij verdwijnen. Er blijft echter hier en daar nog een vonk van Evangelisch licht gloeien. Hier in het bosch van Hévremont, 31) in de gemeente van Goë, is een eenvoudige werkman, een lakenwever, met name HENRI STROÏSSE, die van zijn huis eene keik maakt en zijne geloofsgenooten in stilte samenroept. Hij bidt met hen en leest met hen de h. Schrift. Zoo zijn er meer getrouwen en standvastigen, die elkander versterken in het Evangelisch geloof.

Toch als de bisschop bericht krijgt van zulke Gereformeerde stoutigheden, worden de overtreders opgespoord, terechtgesteld of althans met geldboeten gestraft, want, zegt bisschop GERARD VAN GROESBEEK, de ketterij mag in mijn gebied nergens worden toegelaten.

5. Luik onder bisschop GÉRARD VAN GROESBEEK tijdens den Hertog VAN ALVA

[ocr errors]

Bij de ziel mijns vaders" zoo luidde de taal van den Spaanschen Koning PHILIPS II, toen hij tijding kreeg van den beeldstorm in de Nederlanden, bij de ziel mijns vaders, het zal dien ketters duur te staan komen!" en hij zond den Hertog VAN ALVA met een geducht leger; om de schuldigen te straffen en het land van ketterij te zuiveren.

Het was vreeselijk, zooals ALVA te werk ging, vreeselijk, zooveel bloed er op zijn bevel stroomde, zooals hij alle vrijheid onderdrukte en door zijne geweldenarij het volk tot wanhoop bracht.

Duizenden weken het land uit, duizenden zochten in den vreemde een toevlucht en de Prins VAN ORANJE, de Stadhouder van Holland en Zeeland, de vorst op wien alle verdrukte Christenen het oog gevestigd hielden, snelde naar zijn voorvaderlijk stamslot Dillenburg in Nassau en greep naar het zwaard om de zaak van recht en gerechtigheid te verdedigen.

Hij maakte zijne juweelen, zijn zilverwerk en zijne kostbaarste meubelen te geld. Zijn broeders JAN, LODEWIJK, ADOLF en HENDRIK VAN NASSAU vereenigden zich met hem Allen gaven hunne goederen, allen gaven zich zelven voor de arme Christenen, die om des Evangelies wil beroofd en verbannen werden. Zij wierven krijgsvolk aan en besloten, dat graaf LODEWIJK de stad Groningen zou trachten te vermeesteren en Prins WILLEM VAN ORANJE in het Zuiden de Nederlanden zou binnendringen.

Nu was de aangewezen weg voor den Prins VAN ORANJE door het land van Luik, mits de bisschop vrijen toegang verleende. Deze weigerde. Hij verklaarde zich onzijdig. Noch voor den Prins VAN ORANJE noch voor den Hertog VAN ALVA koos hij

partij.

Met dat al kon hij niet verhinderen, dat èn de troepen van ORANJE èn de troepen van ALVA rooftochten deden in het Luiksche land. Het eerst kwa

men Spaansche soldaten. Een troep van honderd man plunderde het kasteel van Berloz 32), om den bewoner SIBERT VAN EIJLL, die tot de Geuzen behoorde, te straffen Vervolgens poogden Luiksche ballingen aangevoerd door de Heeren JAN DE MONTIGNY en WILLEM 33) VAN DER MARCK de stad Roermond te

« PreviousContinue »