Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

tisme moet nog worden geschreven, al vergeten we de klassieke s'udiën niet, die RITSCHL leverde over de Leer van God, zoowel afzonderlijk als in zijne dogmenhistorische werken, waar aan de bespreking van het Credo Calvinisequarum" eene breede plaats wordt ingeruimd Maar de groote mannen en de groote boeken staan ook bij hem te zeer op den voorgrond. Wat alles afdoet: de kritiek van en 't verzet tegen menige leering, die in allerlei vaderlandsche kringen. worden aangetroffen is zoo goed als geheel buiten rekening gelaten. En Nederland heeft nu eenmaal zijn eigenaardig, gereformeerd Folklore.

[ocr errors]

Blijvende beteekenis in die geschiedenis heeft wat van NICASIUS VAN DER SCHUERE bericht wordt. Met hem verschijnt het nominalistisch leerstuk, voor zoover ons bekend, het eerst, maar zonder geleerden tooi en in de moedertaal op de markt des levens. Aan W. TE WATER danken we de wetenschap dat CASEN, NICASEN of NICASIUS VAN DER SCHUERE, bij verkorting SCHUERE genoemd, in 1565 wijnkooper te Gent was. Naarstig had hij zich geoefend in het Woord, zoodat hij door de desbevoegden bekwaam werd geoordeeld om zijne medemenschen openlijk te stichten. In het onvergetelijke jaar 1566 preekte hij den 10 November voor het eerst. Maar toen het verbod van onbelemmerde evangelieprediking was uitgevaardigd, week hij in 1567 naar Engeland uit. Na ingedaagd te zijn, werden in 1568 zijne goederen verbeurd verklaard. Inmiddels nam hij het predik ambt bij de vluchtelingen-gemeenten in Engeland waar. In 1577 of 1578 teruggekeerd werd NICASIUS predikant te Drongen, en preekte ook te Gent TE WATER roemt hem als een ijverigen

kerkleeraar onder de eerste predikers van den Hervormden Godsdienst te Gent, die met opoffering van zijne goederen en het wagen van lijf en leven de zuivere en rechtzinnige waarheid te Gent heeft geleerd en met zijne geschriften heeft bevestigd.

Tot die geschriften behoort een boekje, getiteld: Korte Institutie of Onderwijsinge der Chr. Religie. Dit boekje, zegt TE WATER, moet in dien tijd een grooten naam hebben gehad, omdat niet alleen ARMINIUS maar ook de voornaamste Remonstranten in de Haagsche Conferentie, HUGO DE GROOT, JOH. UYTENBOGAERT en andere ongenoemden zoozeer daartegen hebben gewoeld." Wat hij van de historie er van zegt is echter niet geheel juist, en incompleet. „Een grooten naam" heeft de Korte Institutie gehad, niet alleen doordat ARMINIUs en zijne geestverwanten daartegen hebben gewoeld". Ter Nationale Synode van Middelburg van 1581 heeft men er reeds meer in gezien dan dat NICASIUS zich hier of daar eenige min voeglijke spreekwijzen had laten ontvallen," en is krasser met NICASIUS gehandeld dan TE WATER het, zeker bij gebrek aan de noodige bescheiden, voorstelt. In de uitgave door RUTGERS van hare Acta wordt over de zaak gelezen (pag 364);

„NICASIJ VAN DER SCHUEREN boecxken (genoemt de Korte Onderwijsinge) is oversien en nadien hij mon. delinge verhoort en eenige propositiën tegen sijn boecxken gestelt bij hem onderteeckent sijn, is tselve onstichtelick geoordeelt, heeft sijne schult bekent en na doordeel des Synodi belooft de exemplaria te onderdrucken; sal schriftmatich leeren etc. Sal Classe van Gendt nauwer opsicht op hem hebben".

Hoe gaarne zouden we iets meer van het in de Kerkvergadering voorgevallene weten, van den loop van het onderzoek, van den eigenlijken inhoud der tegen NICASIUS ingebrachte bezwaren en der door hem onderteekende stellingen tegen zijn boekje! Maar al is dit uit den handel teruggenomen, toch bleven er exemplaren in omloop. Ten minste werd door den doopsgezinden leeraar PEETER VAN CEULEN bij het Openbaar Dispuut te Leeuwarden in 1596 tusschen hem en den predikant RUARDUS ACRONIUS gehouden beweerd, dat des laatsten opvatting van de particuliere genade ook getuigd werd door NICASIUS VAN DER SCHUEREN in 't boekje „Een corte of cleyne Institutie folio 25" (12). En buitendien werd het door voor- of tegenstanders van de strenge opvatting van zooveel gewicht geacht, dat het in 1597 te Amsterdam door GERRIT JANSZ. op nieuw werd uitgegeven. De NoordHollandsche Synode, te Enkhuisen vergaderd, oor. deelde, dat zulks geschied was „tot lastering en bekladding der leer der Gereformeerde Kerken," en droeg aan den Kerkeraad van Amsterdam op in een kort geschrift tot weerlegging openlijk te verklaren, waarvoor de Gereformeerde Kerken dit boekje weleer hebben gehouden en nog houden". In 1599 had de Kerkeraad aan dezen last nog niet voldaan, en werd daarop ter Synode van 1600 van de beantwoording ontslagen, „Overmits men vermeent, dat hetselve genoegsaam in vergetelheid is gecomen" (13). Hierin vergiste men zich echter. ARMINIUS althans vermeldt in 1605 in een brief aan UYTENBOGAERT het gevoelen van „NICASIUS VAN DER SCHUER," als die gezegd zou hebben, „dat indien God den zondaar heeft kunnen scheppen

[ocr errors]
[ocr errors]

om iemand te hebben dien Hij strafte, Hij ook den mensch, al had hij geen zonde, zou hebben kunnen straffen" (14). En wat curieus is: dezelfde Kerkeraad, die zoo nonchalant zich had getoond ten aanzien van de hem in zake der Corte Institutie verstrekte opdracht, bewijst dat het boekje niet is vergeten. De dienaren en ouderlingen der Gemeente CHRISTI" toch komen in Mei 1607 met een verzoek. schrift tot de Burgemeesteren van Amsterdam, waarin o. m. wordt aangedrongen, dat beperkende maatrege len genomen worden met het oog op den druk of herdruk van allerhande lasterlijke boekskens," gelijk daar o. a. is het Extract uit het boeksken NICASII VAN DER SCHUEREN (hetwelk tegen den wille en het consent der gemeinte, ook verbod des eerbaeren Raeds der stadt van Gent in Vlaanderen, als wij bericht zijn, voor vele jaeren in druk gekomen is) met een nieuwe voorreden, valsche glossen en conseqentiën daer uit getrokken, alsof dat die eendrachtige leere der Gereformeerde Kerken waere" (15).

[ocr errors]

.

De vraag naar de juistheid van het door den Amsterdamschen Kerkeraad tusschen twee haakjes ge. schrevene kan blijven rusten, gelijk we ook tot ons leedwezen over den aard van het bedoelde extract uit het werk van NICASIUS, alsmede over de nieuwe voorrede, de aanteekeningen en de gevolgtrekkingen ten aanzien van de leer der Ger. Kerken, waarmede het versierd was, niets vermogen te zeggen. Maar één punt, voor ons de hoofdzaak, dat van de Nat. Synode te Middelburg af en ook wel te Amsterdam ter sprake zal zijn gekomen, treedt in het licht op de Haagsche Conferentie. Daar wordt door de Remonstran.

ten tegen hun medelid, den eersten onderteekenaar van de contra-remonstrantsche stukken, RUARDUS ACRonius, toen predikant te Schiedam, ingebracht, dat hij „het schrikkelijk gevoelen" van NICASIUS VAN DER SCHUERE, bij het godgeleerd twistgesprek te Leeuwarden door PEETER VAN CEULEN hem tegen geworpen, eerst heeft zoeken te verschoonen, daarna geapprobeerd en ten leste uitdrukkelijk verklaard heeft, dat die dezen NICASIUS en anderen als onschriftmatig berispen wil, eerst PAULUS moet nederleggen en van onrecht overtuigen. Tot meerdere zekerheid zullen de Remonstranten de eigen woorden van NICASIUS verhalen, deze namelijk: Heeft God dat vermogen den mensche tot verdoemenis te verwerpen en te predestineeren, eer hij geboren is, en geboren zijnde van stonden aan eer hij eenig kwaad gedaan heeft in den afgrond der helle te verwerpen: waarom zoude Hij niet veel meer het vermogen hebben des menschen hart tot de zonde te bewegen en te regeeren? Want wat is meer te verdoemen dengene, die geen kwaad gedaan heeft, of denzelven tot de zonde te bewegen en te regeeren? En naardien God de verworpenen wil verdoemen, is het niet even gelijk hoe dat Hij ze verdoemt? Weder, nadat Hij ze tot de zonde bewogen en geregeerd heeft of daar te voren ?"

Wij volstaan met de vermelding, dat de ContraRemonstranten in hun antwoord het impertinent" achten, dat de Broeders Remonstranten zich beroepen op eenige personeele extracten o. a. uit het Protocol van Leeuwarden en uit het Boekje van NICASIUS VAN SCHUERE, Over welk boekje zij wel hebben kunnen weten dat de auteur door de Kerken is geNIEUWE SERIE XIX.

DER

2

« PreviousContinue »